Boompjeswal 9

6 april 1945
Ze werd met een schok wakker en keek op de wekker. Het was nog geen zes uur. De vogels hadden geen wekker nodig en zongen dat het een lieve lust was. Ongelofelijk wat maakten die kleine beestjes een lawaai. Ze probeerde de verschillende vogelsoorten te onderscheiden. De merel voerde wel de boventoon en ze hoorde ook het koeren van de duiven.  Hij lag naast haar en werd ook wakker. Hij draaide zich om en trok haar naar zich toe.
“Goedemorgen, wat was jij bezig vannacht zeg. Had je een nachtmerrie?”
“Ja”, zei ze “verschrikkelijk, ik droomde dat ik doodging en in mijn droom was het allemaal zó echt!”
“Ach, gekkie, dromen zijn bedrog dat weet je toch?”
Ze lachte maar om hem gerust te stellen, maar in haar hart had ze toch een zwaar, onbestemd en onrustig gevoel.
Het was een prachtige zonnige lentedag die vrijdag 6 april 1945. Bijna onnatuurlijk warm zo vroeg in het seizoen. Jammer dat ze er niet van konden genieten omdat ze niet naar buiten konden. De slag om de bevrijding van Zutphen was begonnen. Overal in de stad waren hevige gevechten gaande.
De Frans Canadese soldaten die Zutphen moesten bevrijden ondervonden veel weerstand van de Duitsers, geholpen door fanatieke Nederlandse SS-ers en Hitlerjugend.
De oorlog zou niet lang meer duren, dat vertelden ze elkaar steeds om toch positief te kunnen blijven. Het zuiden was al bevrijd, ze moesten goede moed houden.
Ze ontbeten met het weinige dat ze nog in huis hadden en gingen na het ontbijt zitten lezen.
Ze probeerden zich te concentreren op hun lectuur wat moeilijk was want buiten werd het steeds rumoeriger. Het lawaai zwol telkens aan zoals een aanstormend onweer dat in de zomer kan doen. Ze wisten echter wel beter, dit was geen onweer.
Ze probeerden voor elkaar hun angst te verbergen. “Heb je al zin in een kopje koffie? Er is nog een beetje chicorei, niet veel maar …….”
Haar stem werd overstemd door het kabaal buiten. Ze deed haar handen voor haar oren en dook naar beneden. Hij was meteen naast haar. “Stil maar, niet zo bang zijn, het einde is echt in zicht, probeer vertrouwen te houden dat het goed zal komen”. Ze klemde zich aan hem vast en weer werd ze overmand door een soort fatalistisch gevoel. “Ik wil niet dood, ik wil echt niet dood, Wim” zei ze zachtjes.
“Ben je mal, dat gaat echt niet gebeuren hoor, nog maar een paar dagen en dan…..” Weer klonk er buiten een harde knal en ontploften er granaten.
“Kom, ik ga even koffie maken, blijf jij maar rustig zitten” zei hij en verdween naar de keuken. Ze vermande zich en ging verder in haar boek. Samen dronken ze een kopje koffie, althans wat voor koffie moest doorgaan. Nou ja, het was warm en op de een of andere manier ook troostrijk.
Buiten leek het wat rustiger te worden en ze ontspande een beetje
“Wat denk je”, zei ze een tijdje later “we hebben in de kelder nog wat vlees, zou dat genoeg zijn voor drie personen? Er is ook nog wat erwtensoep over. Laten we dan ook wat geven aan Jan, die ziet er uit alsof hij wel wat vlees kan gebruiken”. “Een goed idee” antwoordde hij  “ik zal het dadelijk halen” en hij stond op en ging naar de kelder.
Ze stond op en keek naar buiten. Vreemd, een paar uur geleden konden ze elkaar nauwelijks verstaan vanwege het lawaai van de granaat inslagen en nu was het opeens doodstil buiten. Weer overviel haar een naar voorgevoel. Ze schudde het van zich af. Niet aanstellen, het was al die tijd goed gegaan en de laatste loodjes waren altijd zwaar. Nog even en deze ellendige tijd zou achter hen liggen. Ze zouden weer heerlijk naar buiten kunnen zonder angst te hebben.
 Ze draaide zich om, pakte haar tas en haalde daaruit een klein spiegeltje en een kam tevoorschijn om haar haar op te kammen.
Het licht weerkaatste in het spiegeltje. Precies op dat moment kwam Wim weer binnen. “Ik denk dat we wel genoeg hebben voor een maaltijd, Stien” zei hij. Precies op dat moment viel ze voor zijn ogen neer en hoorde hij het geluid van iets wat tegen de muur ketste. Niet begrijpend knielde hij naast haar neer. Er was niets aan haar te zien, behalve een klein gaatje in haar voorhoofd, een keurig rond gaatje. Ze was dood, rationeel wist hij dat maar het drong niet echt tot hem door. Hij legde haar behoedzaam neer op de divan. Hij was alleen, moederziel alleen.
Buiten werd het opeens heel stil. Alleen het geluid van de vogels hoorde hij heel helder, verder doodse stilte.
Hij realiseerde zich dat het geweervuur was gestopt. Voorzichtig keek hij naar buiten. In de straat liepen Frans Canadese soldaten. Hij opende de voordeur op een kier. Een soldaat liep op hem af. In gebroken Engels zei hij dat de straat veroverd was op de Duitsers. “Soyez prudent, monsieur”, voegde hij eraan toe.
Wim kon alleen maar uitbrengen: “my wife, my wife, she is dead.  Hij vertelde aan een wildvreemde soldaat, de eerste die persoon die hij zag dat zijn vrouw was doodgeschoten. Zomaar, hier, thuis, in hun eigen huis.
“ ‘Ere, ‘ave a cigarette” was het antwoord wat hij kreeg. “Sorry for your loss, we gotta move on, take care”.
Dit is een vrije reconstructie van wat er moet zijn gebeurd op 6 april 1945. Ik heb dit verhaal gebaseerd op wat mijn vader erover heeft verteld.
Geschreven door Liesbeth van der Heijden en uitgesproken door haar zus Christina, d.d. 26 oktober 2015