Rembrandtstraat 22

Weggevoerd van Rembrandtstraat 22

Er is een Stolperstein gelegd voor Jane
Er liggen Stolpersteine voor dit pand.
Vraag hier aanvullende stenen aan.

Uit: Joodse bewoners in de Schilderswijk Zutphen,
een zoektocht naar verhalen



Jane Krukziener-de Groot (geb. 14 oktober 1866 Almelo, vermoord 14 mei 1943 Sobibor, 76 jaar) Overlevenden: Emanuel Krukziener (geb. 2 augustus 1902, Oldenzaal, ovl. 8 mei 1967 Zutphen), Marianne Krukziener-Gezang (geb. 29 februari 1908 Amsterdam, ovl. 29 december 2002 Zutphen) en hun kinderen Nico (geb. 10 september 1932 Zutphen, ovl. 30 september 2009 Deventer) en Bram (geb. 28 november 1933, Zutphen, ovl. 25 november 2017 Breda)

Aan de Rembrandtstraat 22 woonde de familie van Emanuel Krukziener. Ze waren met z’n vieren: vader Emanuel (1902, Oldenzaal), die in familiekring ook wel ‘Max’ werd genoemd. Moeder Marianne Krukziener-Gezang (1908, Amsterdam), die ook wel ‘Nanny’ werd genoemd. En hun kinderen Nicolai (1932, Zutphen), ook wel Nico genoemd, en Bram (1933, Zutphen). 

Op dat adres woonde ook de moeder van Max: Jane Krukziener-de Groot. Zij was weduwe van Meyer Aron Krukziener en ging tijdens de bezetting naar haar zus in Hengelo. Samen kwamen ze in april 1943 in kamp Vught terecht. Vandaar gingen ze naar Westerbork en toen op transport. Ze stierf op 14 mei 1943 in Sobibor. 

De familie heette officieel Cutzien, maar ze noemden zich Krukziener. Bij zijn huwelijk gaf Emanuel als beroep op: fabrikant. Hij was, evenals verschillende familieleden, pettenfabrikant.

De Krukzieners kwamen uit Twente. Toen de lonen daar begonnen te stijgen onder invloed van de snelle industrialisatie en arbeids krachten schaarser werden, kwamen ze in Zutphen terecht. Petten waren in de eerste helft van de vorige eeuw gebruiksvoorwerpen. Elke arbeider en elke boer droeg ze. De fabrikanten concurreerden met elkaar op de prijs van de pet. Lage lonen waren lage kosten. Vandaar hun overstap naar Zutphen, een stad waar de industrialisatie aan voorbij leek te gaan. 

In de loop van 1942 isoleerde de Duitse bezetter de Joodse gemeenschap steeds verder. Joodse ondernemers moesten hun zaak voor een habbekrats verkopen. In het najaar werd de situatie nog meer gespannen met razzia’s en oproepen voor Westerbork. In oktober 1942 kreeg het gezin van Emanuel eerst onderdak bij Henrik Kiezebrink, een belastingambtenaar die toen in Barlheze woonde, maar na de oorlog hun overbuurman zou worden op nummer 23.

Herman Snatager noemt hun plotselinge verdwijnen ook in één van zijn brieven waarin hij zijn ondergedoken broer Eduard op de hoogte hield van wat er gebeurde in Joods Zutphen. Al snel vond het gezin Krukziener via verzetsman Frederik Bouman onderduik bij Kobus en Sipke de Swart aan de Hobbemakade 43. De Swart werkte als machinist bij de Nederlandse Spoorwegen. Hij ging later ook in het verzet.

Bouman regelde de bonkaarten die onmisbaar waren om voedsel te kopen. Op dit adres woonden de Krukzieners bijna twee jaar. In september 1944 dook De Swart onder in zijn eigen huis omdat de werknemers van de NS op last van de regering in Londen in staking gingen. Hij had de onderduikplek van de Krukzieners nodig. Met hulp van Bou man werden de vier Krukzieners door leden van het verzet los van elkaar op de fiets naar Roelof en Dina Voskamp in Harfsen overgebracht. Roelof Voskamp was leider van een verzetsgroep. Ze bleven daar een week of zes op de boerderij. Tot ook dat adres te gevaarlijk werd. 

Via Voskamp, die ook in het verzet zat, kregen de Krukzieners onderdak bij de familie Kabbes, op een boerderij in Harfsen. Moeder Kabbes maakte bezwaar tegen hun komst, maar vader Frederik was resoluut: deze vluchtelingen bléven. Daar zaten ze van november 1944 tot de bevrijding. Hun omstandigheden wisselden. De hooiberg. Een hol in het bos. Later een kippenschuur. 
Direct na hun bevrijding, op 8 mei 1945, maakte de familie een foto voor het kippenhok in ’t Joppe. Nico had geen kleding meer en draagt hier een uniform van een Canadese soldaat. Deze foto ontvingen we via de zoon van Nico, Maxim Krukziener. Hij ging als kind meerdere malen naar deze schuilplekken. Zijn vader Nico vertelde dan dat hij soms de Duitsers over hun hoofden hoorde marcheren, terwijl zij in het hol zaten. 

Na de oorlog vestigde het gezin zich opnieuw aan de Rembrandstraat 22. Krukziener bood verzetsman Bouman, de spil in hun overlevingsverhaal, later financiële compensatie aan. Bouman moet, zo valt te lezen in ‘Dat doe je gewoon’ van Peter Kooij en Bart Mendelson, daarop gezegd hebben: “Daar moet je niet voor betalen. Dat is je leven.”

Emanuel Krukziener nam uit dankbaarheid het initiatief om zijn onderduikgevers voor te dragen als Rechtvaardige onder de Volkeren. In 1983 verleende Yad Vashem de familie Bouman, de familie De Swart en de familie Kabbes deze onderscheiding. 

Dit verhaal is geschreven door Menno Tamminga 

 



Met dank aan de Schilderswijk.
Het boekje "Joodse bewoners in de Schilderswijk Zutphen, een zoektocht naar verhalen" is hier te downloaden.