Lazarus Cohen

Lazarus was de zoon van Salomon en Betje Cohen. Lazarus had acht broers en zussen: Isak, Mina, Elias, Jacob, Sara, Rachel, Lena en Hartog. Allen geboren in Zutphen.

Lazarus was de weduwnaar van Roosje Hollander. Ze hadden drie kinderen: Betje, Lizette en Jacob. Tweede dochter Lizette is op 17 februari 1921 op 19-jarige leeftijd overleden. Zoon Jacob is op 30 september 1942 vermoord in Auschwitz. De oudste dochter, Betje, heeft de oorlog overleeft en is op 21 augustus 1980 in Amsterdam overleden. Zij heeft 3 kinderen gekregen, waardoor Lazarus en Roosje vandaag de dag nog nabestaanden hebben.

Echtgenote Roosje Cohen-Hollander (geboren in Rheden op 15 maart 1877) overleed tijdens de oorlog in Zutphen 'na een lang lijden' op 11 maart 1942. 

Lazarus en zijn broer Jacob werden beiden doof geboren en gingen naar de dovenschool in Groningen. Lazarus was koopman van beroep.

Tijdens de oorlog is Lazarus opgepakt en naar Westerbork getransporteerd, waar hij op 23 maart 1943 aankwam. Hij bleef daar slechts 7 dagen. Op 30 maart 1943 werd Lazarus gedeporteerd naar Sobibor, waar hij drie dagen later, op 2 april 1943, is vermoord.